zaterdag 4 december 2021

Superwoman

Superwoman
. Zo placht Marcel haar wel eens te noemen - en hij kan het weten: hij deelt al jaren lief en leed met haar. Superwoman, dus. Al heeft ze geen cape en vliegt ze niet door de lucht om één of ander onheil te gaan bestrijden. Toch een superwoman, ons moeder. Niet alleen omdat ze op haar 80ste nog altijd denkt dat ze alles aankan (hoewel de 'carrosserie' niet altijd meer meewil). En ook niet alleen omdat ze als modelverpleegster al jaren de dagelijkse zorg voor vader voor haar rekening neemt. Die Superwoman-eretitel heeft ze vooral gekregen door die ingebouwde turboknop die god-weet-wie bij haar ooit eens 'aan' heeft gezet. De knapste koppen en grootste specialisten hebben er zich sindsdien al over gebogen, maar niemand krijgt die knop nog uitgezet. En dus blijft ze in permanente turbostand.

Superwoman is dus tachtig geworden. Je zou het haar niet aangeven, fysiek noch mentaal, maar haar geboortedatum liegt niet. 25 november 1941. Een van de oorlogsjaren waarvan ze zich nauwelijks nog iets herinnert. Van haar (op zijn zachtst gezegd) 'moeilijke jeugd' is wel veel blijven hangen. Met een vader die ze al verloor toen ze nog een kleuter was. En met een als tiener 'opgesloten' bestaan, om thuis als een soort huisslaaf te moeten werken tot ze er bij neerviel. Soms letterlijk. Het huis uit en met koffer en al op straat gezet toen ze aan trouwen dacht. Zonder één frank op zak. 

Het heeft haar tegen wil en dank gehard, net als alle tegenslagen die ze ook later nog op haar bord kreeg. Maar de ruwe bolster die ze er - in noodzakelijke overlevingsmodus - mee heeft gekweekt, heeft haar tegelijk grote, warme en genereuze hart nooit aangetast. Superwoman is eigenlijk al tachtig jaar 'te goed voor deze wereld'. We hopen dat ze dat nog lang mag blijven.

Ter gelegenheid van de vervolmaking van haar achtste decennium op deze aardkloot, hebben we de kleine kantjes van Superwoman proberen te vatten in acht cursiefjes. Over de ukseltjes die ze al eens veroorzaakte bij man en nageslacht. Over de kleine onhebbelijkheden waar ze zelf altijd als eerste het hardste moest om lachen. We hebben die stukjes ook gebundeld in een kunstig en rijk geïllustreerd boekje - 't is te zeggen, dat is gebeurd door iemand die ik héél goed ken. 😄 Het is een kleine en aparte biografie geworden, in woord en beeld. 

We hebben ook een lied gemaakt voor haar. Een litanie. Met de woorden waarmee zij ons in onze jeugdjaren al eens toesprak (oké, misschien wat aangedikt, maar dat catalogeren we dan onder de noemer 'dichterlijke vrijheid').

De Lôriken-litanie, zo heet de compositie. Over hoe moeder Simonne slachtoffer werd van haar eigen perfectionisme. Over hoe haar kinderen niet mochten helpen in het huishouden - haar kook-, orde-, en poetsstandaarden lagen daarvoor te hoog. Over hoe ze dat soms zelf wel eens beu werd, waarna ze haar nakomelingen in een lange litanie als luieriken bestempelde en hen dan toch aan het werk zette - en over hoe dat uiteindelijk toch nooit lang duurde omdat haar perfectionisme het al gauw overnam en ze toch weer liever alles zelf deed.

De Lôriken-litanie, dus. Op muziek én in beeld. Speciaal voor Superwoman

P.S.: De video hieronder is wat gecomprimeerd en dus van mindere kwaliteit. Als je hem met beter beeld rechtstreeks op YouTube wil bekijken, klik dan hier

---

Lees meer over de kleine kantjes en het grote hart van Simonne:

Dokter

Te harer verdediging: deze foto is niet genomen na
een mislukt medicijnen-experiment, maar nadat ze
als model had gefungeerd voor een maquillage-
oefening.
Dit stuk is geschreven naar aanleiding van de 80ste verjaardag van Simonne, mijn moeder. Ontdek onderaan deze tekst de links naar de zeven andere ukseltjes die ik voor haar schreef.

Had het in onze kindertijd bestaan, dan had moeder voor ons zeker een abonnement genomen op een wekelijks doktersbezoek.

Een occasionele niesbui?

– “Zou je niet eens naar de dokter gaan?”

Een minuscuul kuchje?

– “Oei, dat klinkt niet goed, zou je dat niet laten onderzoeken?”

Een onooglijk pijntje links of een ukseltje rechts?

– “Je mag daar niet mee blijven zitten, dat kan rap erger worden.”

In de ogen van moeder kon elk miezerig gezondheidsprobleempje in geen tijd uitgroeien tot een levensbedreigende aandoening. Onze fysieke toestand werd bij de minste pietluttige onregelmatigheid beschouwd als ernstig en mogelijkerwijze hopeloos. De spreekuren en zelfs de zeldzame vakantiedagen van de dokter kon zij dan ook uit het blote hoofd reproduceren. Idem voor de openingsuren van de apotheker.

Wij hadden thuis eigenlijk zelf zo'n apotheek kunnen openen: voor zowat alle mogelijke klachten was er altijd wel een middeltje voorradig. Pilletjes, zuigtabletten, zalfjes, poedertjes, siropen, druppeltjes: de farmareuzen vonden in ons gezin (of toch vooral in ons moeder) een gulle sponsor als gretige afnemer van al hun producten.

Als ze zelf al eens op doktersbezoek ging, was het om echtgenoot en kinderen er naartoe te sleuren, maar dus zelden voor zichzelf. De rol van patiënte lag haar niet zo goed. Misschien omdat ze zich in die hoedanigheid, in tegenstelling tot wat ze gewoon was, moest schikken naar het oordeel van iemand anders.

Meer nog dan op een diagnose van haar huisarts vertrouwde moeder in pre-internettijden op haar medische encyclopedie. Zodra ze dacht te weten waar haar klachten aan te wijten waren, voelde ze zich al beter. En wanneer het ergste gepasseerd was, pas dan ging ze toch even bij de dokter langs. Om uit te leggen wat ze had meegemaakt. Om te vragen wat dat toch geweest kon zijn. En om te checken of de wetenschappelijke verklaring die de arts in kwestie zou opdiepen wel klopte met wat zij daarover in haar medische encyclopedie had gelezen.

Ook al waren haar ongemakken op dat moment al achter de rug, medicatie liet ze zich meestal wel nog aansmeren. Niet om zelf te gebruiken: één blik op de bijsluiter was meestal voldoende om schrik te krijgen van alle daarin beschreven bijwerkingen. Maar gewoon, om in huis te hebben. Voor de kinderen of voor vader. In geval van een occasionele niesbui, een minuscuul kuchje of een onooglijk pijntje links of een ukseltje rechts.

---

Lees meer over de kleine kantjes en het grote hart van Simonne:

Kermiskramen, tombola's en quizzen

Met of zonder apparaten: moeder is altijd
een prachtexemplaar gebleven.
Dit stuk is geschreven naar aanleiding van de 80ste verjaardag van Simonne, mijn moeder. Ontdek onderaan deze tekst de links naar de zeven andere ukseltjes die ik voor haar schreef.

Ik denk dat het ooit is begonnen met een elektrische koffiemolen. Eén die zo veel lawaai maakt dat je denkt dat ze, zoals in de goedkopere horrorfilms, naast je oren staan te dreigen met een cirkelzaag. Zo'n koffiemolen hadden wij thuis, en dat moet de start zijn geweest van een ronduit indrukwekkende collectie keukenapparaten die moeder door de jaren heeft aangelegd. Een verzameling waarmee ze op de kermis meer dan één schiet- of lotjeskraam had kunnen bevoorraden (met nadien nog genoeg overschot om de prijzentafel van enkele verenigingentombola's of dorpsquizzen te vullen).

De kersenontpitter was zeker ook een van de eerste aanwinsten. Was dat toestel een bibliotheekboek geweest, moeder had er een stevige duit aan kunnen verdienen. Toen ze in een – overigens aanhoudende – vlaag van huisvlijt nog eens confituur wilde maken en die ontpitter niet meer in haar kasten vond, herinnerde ze zich dat ze het apparaatje enkele jaren voordien had uitgeleend. Moeder trok haar stoute schoenen aan – of een van de tientallen andere paren die ze bij gebrek aan voldoende grote schoenkasten in een reusachtige oude, niet meer werkende diepvrieskist had opgeborgen – en ze ging aanbellen bij de vrouw die de inlevertermijn al ruimschoots had overschreden (en in bibliotheekboektermen dus een astronomische boete had moeten ophoesten). 

In plaats van enig schaamrood op de wangen te vertonen (of spontaan uksels te krijgen) en de ontpitter stante pede terug te geven, inclusief enkele potten kersenjam als een minimale rente-in-natura, vroeg de dame in kwestie – niet gespeend van dramatiek – wat zij in het vervolg dan wel moest aanvangen zonder dat geweldige tuig. Medelijden opwekken, het is soms een verdedigbare strategie, maar bij ons moeder pakt dat zelden. Ik denk niet dat die kersenontpitter sindsdien ons huis nog heeft verlaten.

De millecroquettes, dat was ook een succesnummer. Kilometers aardappelpuree zijn daar ooit uit geperst, wat leidde tot een gigantische voorraad kroketten. Die werd dan bewaard in die andere, wel nog werkende diepvriezer (waarin per vergissing ook al eens een paar schoenen belandde).

Het keukenapparatenarsenaal bleef door de jaren heen verder aanzwellen. Met hakmolens, soepmakers, airfryers (om frieten te bakken), wortel- en andere raspers, broodmachines, keukenrobotten, elektrische messen, fruitpersen en stoomkokers, tot ijs- en donutmakers toe. Wafelijzers, croque-monsieurmachines en gourmet- en fonduetoestellen had moeder zelfs al eens dubbel. “Dat kan altijd nog van pas komen.”

Ooit komt de dag dat we moeders kasten moeten leegmaken. Ik ben nu al een lijst aan het maken van foorreizigers met schiet- en lotjeskramen, en van tombola- en quizorganisatoren. Dat kan ook nog van pas komen.

---

Lees meer over de kleine kantjes en het grote hart van Simonne:

Kinderanimatie

Het declameren van een poëzietje 
Ketje Grassin: daar was moeder 
ook een crack in.
Dit stuk is geschreven naar aanleiding van de 80ste verjaardag van Simonne, mijn moeder. Ontdek onderaan deze tekst de links naar de zeven andere ukseltjes die ik voor haar schreef.

Nee, wij hadden in onze kinderjaren geen trampoline of glijbaan in de tuin staan. Een opblaasbaar zwembad al evenmin. Wij konden op ons smalle gazonnetje hooguit eens een partijtje badminton spelen, of schier eindeloos het relatief korte tuinpaadje op en af fietsen.

Bij slecht weer speelden we binnen met de kaarten. Voor grof geld. 't Is te zeggen: voor halve franken en stukjes van 25 cent, verzameld in zo'n metalen sigarendoosje van Willem II.

De term quality time was nog niet uitgevonden en dus waren vader en moeder ontslagen van de morele plicht om voldoende speelminuten door te brengen met hun kinderen. Zij hadden het al druk genoeg: ze moesten zich ook na de officiële werkuren uitsloven, thuis. Met wassen en plassen en kuisen en klussen. Met fruit conserveren en confituur produceren. Met groenten pasteuriseren en kleren repareren.

En toch bleven wij niet altijd verstoken van kinderanimatie. Die was misschien veel minder frequent dan wat vandaag als 'de norm' wordt beschouwd, maar ze was wel origineel.

Moeder toonde zich een meester in drie dingen. Films navertellen was er één van. Op zondagochtend, aan de ontbijttafel, nadat we de avond voordien, meedogenloos, in het midden van de zaterdagse tv-film naar bed waren gestuurd. Zo'n navertelling van het gemiste cinematografische verhaal gebeurde in geuren en kleuren, trouwens, en duurde steevast een stuk langer dan de film zelf.

Op onze rug tekenen, dat deed ze ook. Zonder potlood of stift, uiteraard. Gewoon met de blote vinger - dat hielp ook tegen uksels. En wij moesten dan raden welke imaginaire afbeelding ze had gecreëerd.

Waar ze nog een crack in was? In het declameren van een van de Brusselse poëzietjes van Ketje Grassin.Van e giel klaa mooëzeke en van een fleske konjak. Wij lieten haar dat ontelbare keren voordragen – uiteraard mét imitatie van het hoge stemmetje van de oorspronkelijke uitvoerder.

Zo'n schamel kinderanimatie-aanbod zou voor kinderen vandaag voldoende aanleiding zijn voor een rechtszaak bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Kinderverwaarlozing, zo zou de aanklacht luiden. Maar de klagers zouden dwalen. Omdat ze zelf nooit de geneugten hebben mogen ondervinden van een rugtekening. Of van een grappig gedeclameerd poëzietje over een muizeke en een fleske cognac. Ik wil die kinderen er bij gelegenheid nochtans graag alles over vertellen. In geuren en kleuren. Op een zondagochtend. Aan de ontbijttafel.

---

Lees meer over de kleine kantjes en het grote hart van Simonne:

Sven, Wout, Michel en Frank

Als jonge deerne had ze nog geen
helden. Die zijn later pas opgedoken.
Dit stuk is geschreven naar aanleiding van de 80ste verjaardag van Simonne, mijn moeder. Ontdek onderaan deze tekst de links naar de zeven andere ukseltjes die ik voor haar schreef.

Als de kerk of eender welke andere instantie een sporter tot heilige zou kunnen uitroepen, dan had moeder daarvoor al lang een aanvraag ingediend. In tweevoud. Voor Sven Nys én Wout van Aert. Zij verdienen zo'n heiligenstatus. Zij alleen. Anderen komen niet eens aan de enkels van beide wielergoden – althans niet in het aanbiddingsevangelie volgens Simonne. Andere coureurs zijn in het beste geval verdienstelijk. Of gelukzakken. Als het al geen profiteurs zijn, of dopingpakkers (die ze levenslange uksels toewenst), dan zijn het hooguit sukkelende amateurs.

Klungelaars van een nog lager allooi – althans in moeders ogen – zijn sportcommentatoren. De capaciteiten van de vertegenwoordigers van deze beroepscategorie? Sterk overroepen! Om niet te zeggen dat hun functie eigenlijk nutteloos en overbodig is. Als het aankomt op live-commentaar tijdens sportwedstrijden, dan huldigt moeder het adagium dat ook onze Vlaamse regering hoog in het vaandel draagt: wat we zelf doen, doen we beter.

Ik denk niet dat vader zich de stemmen van VRT-Sporza-iconen Michel Wuyts of Frank Raes überhaupt nog voor de geest kan halen. Het moet al jaren geleden zijn dat hij die nog eens te horen kreeg. Dat was toen zijn eega in niet-gepensioneerd statuut nog minder tijd en meer om handen had. Vandaag zorgt moeder niet alleen als vurige supporter maar ook als keiharde criticus steevast voor de volumineuze klank bij elk sportbeeld op tv. Zelden gehinderd door veel kennis ter zake, maar dat is een detail.

Kampioenschapsmatchen van de Rode Duivels? Ritten in de Tour de France? Wedstrijden met Belgische vertegenwoordigers op de Olympische Spelen? Een uitzending meer of minder van ondeskundig commentaar voorzien: moeder draait er haar hand (en haar tong) niet voor om.

Oh ja, vader heeft het ooit geprobeerd, om stiekem naar een zeldzame sportwedstrijd te kijken die moeder niet kan boeien. In de hoop om eindelijk, in alle rust, te kunnen genieten van de live-duiding en expertise van de tv-commentator ter plekke. Edoch: telkens weer blijkt zijn hoop ijdel. “Toch niet weeral sport?”, zegt moeder dan. Waarop ze haar echtgenoot onophoudelijk begint te onderhouden over tientallen andere zaken die “dringend besproken moeten worden”. Of ze begint te bellen. Met een even volumineuze klank als die van Michel Wuyts en Frank Raes.

Beide heren hebben hun carrière als sportcommentator intussen afgesloten. Moeder nog niet. Tot spijt van wie het benijdt.

---

Lees meer over de kleine kantjes en het grote hart van Simonne:


Millimeterwerk

Als naaister moest het tot op de millimeter
'zjust' zijn. Moeder heeft dat principe consequent
doorgetrokken.
Dit stuk is geschreven naar aanleiding van de 80ste verjaardag van Simonne, mijn moeder. Ontdek onderaan deze tekst de links naar de zeven andere ukseltjes die ik voor haar schreef.

Een centimeter, maximaal. Soms een millimeter, of een halve. Meer was het vaak niet. Maar zjust is zjust en zelfs een halve millimeter kan van belang zijn. Dat credo hield moeder steevast in het achterhoofd – wat heet 'achterhoofd': elke vezel in haar lijf is er van doordrongen – en dus doorliep ze in haar zogenaamde arbeidsactieve periode elke week opnieuw dezelfde routine. Methodisch. Elke keer wanneer ze thuiskwam van het werk op wat de vaste poetsdag was van haar Marcel.

Hij al met pensioen, zij nog dagelijks met de trein naar Brussel. Hij dus aangesteld als netheidsverantwoordelijke. Tijdelijk, uiteraard, en onder streng toezicht, dat spreekt voor zich. Hetzelfde strikte regime gold trouwens in de keuken waar manlief als hyperlokale Jeroen Meus voor de dagelijkse keukenkost mocht zorgen. Op voorwaarde dat hij meteen weer plaats zou ruimen zodra zij haar bestaan als pendelaar zou inruilen voor dat van ambtenaar op rust.

Maar dus altijd weer dat millimeterwerk bij thuiskomst, volgens telkens weer dezelfde procedure. Volgens een identiek, weerkerend scenario, ook. Alsof het zo ergens uitgeschreven stond. Niet de tijd nemend om jas of schoenen uit te trekken, laat staan om de handtas weg te zetten. Met de deur in huis vallend, dus, en onmiddellijk overgaand tot dat millimeterwerk.

In woonkamer en keuken moesten alle vaasjes en schaaltjes eraan geloven. Elk plantje, elk doekje, in elk kantje en op elk hoekje. Elk ornamentje dat vader in zijn wekelijkse k(r)uistocht even had beroerd en met de grootste zin voor detail op zijn heilige plaats had teruggezet – wat een uksels moet die man daar toch hebben van gekregen – werd door moeder systematisch gecheckt en even verschoven. Tot alles precies zo stond als op het moment dat zij 's ochtends het huis had verlaten. Alsof ze in haar hoofd van elke ruimte een foto had opgeslagen in een absurd hoge resolutie en die 's avonds pixel per pixel controleerde. Zoiets als 'zoek de tien verschillen', maar dan voor vergevorderden.

Ze deed dat zonder woorden. Obsessief, bijna. Accuraat en consequent.

En zelfs nadien, aan tafel, stopte het niet. Elk bord, elk glas, elke pot en elke kan: alles moest altijd nog eens worden verplaatst. Een centimeter, maximaal. Soms een millimeter, of een halve. Dwangmatig, bijna. Secuur en rigoureus. Want zjust is zjust.

---

Lees meer over de kleine kantjes en het grote hart van Simonne:

Behangen

Voor zover bekend had Simonne nog geen
last van behangdrang tijdens haar plechtige
communie.

Dit stuk is geschreven naar aanleiding van de 80ste verjaardag van Simonne, mijn moeder. Ontdek onderaan deze tekst de links naar de zeven andere ukseltjes die ik voor haar schreef.

Niets leuker dan bij het zien van een oude foto te raden naar de periode waarin het plaatje werd geschoten. De outfits van de figuranten op soms vergeelde beelden verraden vaak veel, al bieden ze nooit 100 procent zekerheid. Wie een kiekje van de uitgaande jeugd in de jaren tachtig naast eentje van de hipsters van vandaag legt, zou durven zweren dat ze allebei een stille getuige zijn van hetzelfde momentum in hetzelfde decennium – ik zie in een flashback mezelf én mijn vriendinnen pakweg 35 jaar geleden nog lopen met gelijkaardige wijde truien en broeken met een even hoge taille als die van de tieners van vandaag.

Wanneer ik in een vlaag van weemoed nog eens in het fotografische privé-archief duik, en het ene na het andere familietafereel zie passeren in het huis waarin ik opgroeide, dan laat ik me voor een gokje over de datering zelden leiden door hoe we er toen zelf bij liepen. Ik concentreer me dan liever op de muren. Op het behang. Dat veranderde snel genoeg om er de tijdsgeest te kunnen uit afleiden. En om in staat te zijn om moeders goesting van het moment te detecteren.

Behangen bij ons thuis, dat was nooit een kwestie van planmatige aanpak. Dat was geen zaak van zware boeken met papierstalen aanslepen om dan te wikken en te wegen. Nee, behangen was iets wat per definitie onverwachts werd aangekondigd - om de uksels van te krijgen. Met een verrassend en dus schrikbarend startschot dat moeder steevast op een zaterdagochtend loste. Niet tussen de soep en de patatten, maar aan de ontbijttafel. Daar was het dat zich om de paar jaar, doorgaans bij het begin van wat een rustig weekend had moeten worden, haast woord voor woord eenzelfde dialoog ontspon.

Zij (met haar mond vol boterham): “Zeg, Marcel, 't is tijd dat we nog eens behangen, hé. Dat papier trekt op niks meer, dat is al lang gedemodeerd.”

Hij (verslikt zich in zijn koffie maar weet meteen hoe laat het is: een uur of 8 's ochtends én behangdag): “Moet dat vandaag?”

Vaders vraag klonk telkens als een meelijwekkende wanhoopskreet van iemand die op dat moment al wist dat de strijd bij voorbaat verloren was. Van iemand die besefte dat zijn nog heerlijk lege agenda zou worden ingevuld met pappen en nathouden.

Zij (onverbiddelijk): “Om 9u zijn de winkels open.”

Zelden heeft moeder ergens minder woorden aan vuil gemaakt dan aan behangen. 

---

Lees meer over de kleine kantjes en het grote hart van Simonne: